Lijfsdwang bij niet betaling alimentatie?

 

Lijfsdwang is het zwaarste dwangmiddel dat het civiele recht kent. Hierbij wordt een persoon die zijn of haar verplichtingen niet nakomt, maar die deze verplichtingen redelijkerwijze wel kan nakomen, opgesloten voor een bepaalde termijn of totdat aan de verplichting is voldaan.

Casus


Partijen zijn op 22 juni 1991 met elkaar gehuwd. Uit dit huwelijk zijn drie kinderen geboren.

 

Op 14 juli 2010 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw gekregen. De rechtbank heeft de onderhoudsverplichtingen van de man jegens de vrouw en de kinderen vastgesteld.

 

Bij beschikking heeft de rechtbank Overijssel de partneralimentatie vastgesteld op € 1.717,- per maand.

 

De vrouw vordert bij de voorzieningenrechter om haar verlof te verlenen om de beschikking inzake de partneralimentatie van de rechtbank Overijssel van ten uitvoer te leggen bij lijfsdwang. De vrouw stelt hiertoe dat de man de verschuldigde partneralimentatie van € 1.717,- per maand over de maand december 2013 niet heeft voldaan. De verschuldigde partneralimentatie over de maand november 2013 heeft hij wel voldaan, maar te laat. De vrouw heeft de man gesommeerd om de alimentatie over december 2013 te voldoen, maar de man heeft verklaard dat hij niet zal betalen.

 

De man heeft de kinderalimentatie wel betaald, maar hij heeft vervolgens beslag laten leggen op de bankrekening van de vrouw. De vrouw heeft kosten moeten maken om dit beslag opgeheven te krijgen.

 

Volgens de man is de beschikking van de rechtbank Overijssel onjuist en bovendien wenst hij de verschuldigde partneralimentatie te verrekenen met de in het verleden teveel door hem betaalde partneralimentatie.

 

De voorzieningenrechter oordeelt als volgt:

 

Het uitgangspunt bij alimentatielijfsdwang is te voorkomen dat personen die verplicht zijn een uitkering tot levensonderhoud te verstrekken, zich aan die verplichting zouden kunnen onttrekken, zonder zich te bekommeren om het lot van degene die recht heeft op een uitkering.

 

Vooropgesteld dient te worden dat rechterlijke uitspraken nagekomen dienen te worden. Lijfsdwang is een zeer ingrijpend middel, omdat de alimentatieplichtige daarmee zijn persoonlijke vrijheid wordt ontnomen.

 

Lijfsdwang kan slechts worden toegewezen indien aannemelijk is dat de toepassing van een ander dwangmiddel onvoldoende uitkomst zal bieden en het belang van de schuldeiser toepassing van lijfsdwang rechtvaardigt.

 

De man heeft erkend dat hij de partneralimentatie over december 2013 niet heeft voldaan. Of er hier sprake is van betalingsonmacht dan wel betalingsonwil en of de man zich al dan niet terecht beroept op verrekening laat de voorzieningenrechter in het midden. Het is de voorzieningenrechter immers onvoldoende aannemelijk geworden dat de toepassing van andere  dwangmiddelen de vrouw niet zullen baten.

 

De alimentatielijfsdwang is bedoeld voor degenen die zich aan geregelde arbeid onttrekken, telkens van werkgever veranderen om aan loonbeslag te ontkomen en/of aanwezige vermogensbestanddelen op naam van derden zetten. Dergelijke omstandigheden zijn niet gesteld, noch is de voorzieningenrechter daarvan gebleken.

 

De man geniet, volgens de door de man zelf overgelegde draagkrachtberekening, nog steeds een inkomen uit arbeid van € 69.887,- per jaar. De vrouw heeft geen loonbeslag gelegd op het inkomen van de man. De vrouw heeft niet aannemelijk gemaakt dat het leggen van loonbeslag niet of niet volledig tot het gewenste resultaat zou hebben geleid.

 

Bovendien heeft de vrouw niet aannemelijk gemaakt dat er, naast het leggen van loonbeslag, voor haar geen andere mogelijkheden zijn om executie met succes af te dwingen.

 

Reeds hierom dient de vordering van de vrouw te worden afgewezen.

 

Daarnaast acht de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het belang van de vrouw de lijfsdwang rechtvaardigt. De vrouw stelt dat zij onvoldoende financiële middelen heeft om in de kosten van haar levensonderhoud te voorzien, maar de voorzieningenrechter acht die stelling onvoldoende onderbouwd. De vrouw heeft erkend dat zij beslag heeft gelegd op een levensverzekeringspolis bij Erasmus leven van de man. Uit de brief van Erasmus leven blijkt van een afkoopwaarde van bijna € 80.000,- op 22 augustus 2013. Die afkoopwaarde is vervolgens aan haar uitgekeerd. De vrouw beschikte eind augustus 2013 dus over een aanzienlijk geldbedrag. Dat de vrouw de volledige uitkering vervolgens heeft gebruikt voor het betalen van advocaat- en andere kosten, heeft de vrouw niet aangetoond. De vrouw stelt dat zij bankafschriften heeft overgelegd van al haar bankrekeningen, maar die bankafschriften zijn de voorzieningenrechter niet bekend. Bovendien zou daarmee niet zijn aangetoond dat de vrouw niet beschikt over andere bankrekeningen met daarop een positief saldo.

 

De voorzieningenrechter acht voorts van belang dat al op 10 januari 2014 bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden de stellingen van de man over de betalingsonmacht en de gestelde bevoegdheid tot verrekeningen inhoudelijk aan de orde komen. De vrouw heeft niet aannemelijk gemaakt dat de beslissing op dit incidentele verzoek van de man niet kan worden afgewacht.

 

In de omstandigheid dat partijen voormalig echtelieden zijn, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

 

Beslissing van de voorzieningenrechter

 

De voorzieningenrechter wijst de vordering van de vrouw af.

  

De hierboven weergegeven casus is een samenvatting, de volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:  

 

 

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBOVE:2013:3539

 

   

Home

 

Wilt u meer weten over het bovenstaande onderwerp, of heeft u andere vragen aan Schölvinck-Incasso? Dan kunt u mij bereiken via 06 - 46 40 63 26, of gebruik het formulier hieronder om contact met mij op te nemen. U krijgt binnen 24 uur een reactie op uw e-mail.

Opmerking: De met * gemarkeerde velden zijn verplicht.