Onderhoudscontract


Gedaagde heeft met eiser in maart 2009 een onderhoudscontract afgesloten betreffende zijn auto. Dit contract is ingegaan op 1 februari 2009 en heeft een looptijd van drie jaren, behoudens tussentijdse beëindiging. Artikel 5 van het contract bepaalt onder meer dat gedaagde de overeenkomst kan beëindigen in geval van verkoop en levering van zijn auto aan een derde. In het contract staat dat in dat geval ‘de reeds gefactureerde voorschotten niet worden gerestitueerd’.

Vaststaat dat gedaagde het onderhoudscontract heeft geparafeerd en ondertekend. Het contract zelf bevat goed leesbare en duidelijke bepalingen. Indien gedaagde het contract heeft geparafeerd en ondertekend zonder die bepalingen eerst te lezen, dan komt dat voor zijn risico. Zijn hiermee verband houdende verweer moet worden verworpen.


Eiser vordert betaling van de tweede jaartermijn, zijnde € 642,60.

Gedaagde betwist dit bedrag te zijn verschuldigd omdat de auto tijdens deze termijn, op 1 mei 2010, door eiser zelf is ingekocht, en toen (in het tweede contractsjaar) nog geen onderhoudskosten waren gemaakt. Die zouden pas in of omstreeks augustus 2010 weer worden gemaakt (de gebruikelijke onderhoudsbeurt). Volgens gedaagde is daarom sprake van ‘puur geld afhandig maken’. Ook is gedaagde van mening dat de algemene voorwaarden niet rechtsgeldig zijn, omdat die niet of nauwelijks leesbaar zijn. Gedaagde heeft verzocht die voorwaarden te vernietigen. Nergens valt te lezen, aldus gedaagde, dat de onderhavige factuur al in februari 2010 betaald had moeten worden.


De rechter oordeelt als volgt


Partijen zijn in artikel 5 van het contract uitdrukkelijk overeengekomen dat bij tussentijdse beeindiging van het contract reeds gefactureerde voorschotten niet zullen worden gerestitueerd. Of het voorschot nu wel of niet al betaald is, speelt geen rol. Ook indien gedaagde de factuur van 21 januari 2010 al wel had betaald was de onderhavige discussie mogelijk opgelaaid. Het gaat om de vraag of gedaagde bij tussentijdse verkoop van de auto en de daarmee verband houdende tussentijdse beëindiging van het onderhoudscontract, toch het voorschot over de volledige onderhoudsperiode is verschuldigd. Partijen hebben dat blijkens artikel 5 van het contract afgesproken en het uitgangspunt is: afspraak is afspraak.

Toch is daarmee dit punt niet afgedaan. Het bezwaar van gedaagde tegen de toepassing van artikel 5 vat de rechter op als een beroep op artikel 6:233 BW: artikel 5 is in de ogen van gedaagde onredelijk bezwarend en moet daarom worden vernietigd.


De rechter beschouwt artikel 5 als een algemene voorwaarde omdat aannemelijk is dat artikel 5 ook in andere onderhoudscontracten van eiser is en zal worden opgenomen en het artikel niet de kern van de prestaties van partijen regelt. Die kern vormen de artikelen 2 en 6, respectievelijk de door de klant te betalen vergoeding en het door eiser te verrichten onderhoud.


De rechter is met gedaagde van oordeel dat de eis tot volledige nakoming van artikel 5 in dit geval onredelijk bezwarend is. Onweersproken is immers gebleven dat het onderhoud aan de auto in of omstreeks augustus 2010 diende te worden uitgevoerd, en de auto in mei 2010 door gedaagde is verkocht en geleverd. Met andere woorden: gedaagde dient te betalen voor onderhoud waarvan hij niet meer kan profiteren. Dat is onredelijk bezwarend.


Hiermee is niet gezegd dat gedaagde niets is verschuldigd. Eiser heeft onbestreden aangevoerd dat zij in het eerste contractsjaar een verlies van € 145,98 op het onderhoudscontract heeft geleden en dat zij investeringen heeft gepleegd om het afgesproken onderhoud aan de auto te kunnen uitvoeren. Dat laatste ligt voor de hand, omdat eiser blijvend over materieel en personeel moe(s)t beschikken om (ook) het onderhoud aan de Mercedes van gedaagde uit te kunnen voeren. Tot slot: het in augustus 2010 te verrichten onderhoud houdt mede verband met de door gedaagde tot mei 2010 verreden kilometers.

De rechter zal de vordering daarom toewijzen tot het in artikel 2 van het contract afgesproken minimale jaarbedrag van € 300,00 vermeerderd met 19% btw is € 357,00.


De stelling van gedaagde dat de tekst van de toepasselijke algemene voorwaarden zo klein is afgedrukt dat die tekst met het blote oog niet leesbaar is en dat die voorwaarden daarom niet van toepassing zijn, moet worden verworpen. Zonder vergrootglas zijn de algemene voorwaarden, zij het wel met enige moeite, leesbaar en ook is leesbaar dat ingeval van vertraging in de betaling een rente is verschuldigd gelijk aan de wettelijke rente plus 3%. Die gevorderde vertragingsrente zal worden toegewezen. Op grond van de toepasselijke voorwaarden diende betaling binnen acht dagen na de factuurdatum plaats te vinden. De rente zal met ingang van 1 februari 2010 worden toegewezen.


Home


Wilt u meer weten over het bovenstaande onderwerp, of heeft u andere vragen aan Schölvinck-Incasso? Dan kunt u mij bereiken via 06 - 46 40 63 26, of gebruik het formulier hieronder om contact met mij op te nemen. U krijgt binnen 24 uur een reactie op uw e-mail.

Opmerking: De met * gemarkeerde velden zijn verplicht.