Advocaten moeten zich volgens kantonrechter doodschamen

 

Partijen hadden een eenvoudige zaak: [eiser] diende een bedrag van € 675,-- aan [gedaagde] te betalen en [gedaagde] diende enkele aan [eiser] in eigendom toebehorende goederen af te geven. In plaats van deze handelingen te verrichten, hebben partijen en/of hun advocaten besloten hierover, met toevoegingen aan beide zijden, te gaan procederen. Dat heeft geleid tot het vonnis van 24 september 2013. In plaats van over en weer simpelweg het vonnis uit te voeren ([eiser] betalen en [gedaagde] afgeven), hebben partijen en/of hun advocaten er voor gekozen te gaan chicaneren.

 

In plaats van gelijk oversteken, hebben over en weer betekeningen plaatsgevonden en is eigenbeslag gelegd, ook dit alles met gebruikmaking van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand. Alsof het allemaal niet al driest genoeg was, hebben partijen en/of hun advocaten vervolgens besloten het onderhavige kort geding te voeren. Een keuze die, zouden partijen en/of hun advocaten de kosten van al deze acties volledig en zelf moeten dragen, zij in dat geval nimmer zouden hebben gemaakt. Uiteraard is het belang van een procedure niet altijd af te meten aan een op geld waardeerbaar belang, maar het belang van deze zaak is miniem.

 

Advocaten (serieuze)

 

Uitgerekend in een periode waarin (serieuze) advocaten en anderen aandacht vragen voor voorgenomen bezuinigingen op door de overheid gefinancierde rechtshulp ontzien de partijen in dit geding en hun advocaten zich niet duizenden euro’s aan toevoegingsgelden en uren tijd van instanties die die tijd en energie beter kunnen besteden, te verspillen aan een “geschil” dat het niveau heeft van een kleuterruzie in de zandbak. Zij geven daarmee ook voeding aan (onjuiste) standpunten dat toevoegingsgelden vaak worden gebruikt voor onzinnige procedures die niet zouden worden gevoerd indien het toevoegingsstelsel niet bestond.

 

Partijen en in ieder geval hun advocaten moeten zich doodschamen om over dit soort trivialiteiten twee gerechtelijke procedures te voeren. Het is slechts wegens het bepaalde in artikel 26 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dat de voorzieningenrechter voortgaat met de behandeling van deze zaak.

  

De hierboven weergegeven casus is een samenvatting, de volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:  

 

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBOVE:2013:2966

 


Home

 

Wilt u meer weten over het bovenstaande onderwerp, of heeft u andere vragen aan Schölvinck-Incasso? Dan kunt u mij bereiken via 06-46 40 63 26, of gebruik het formulier hieronder om contact met mij op te nemen. U krijgt binnen 24 uur een reactie op uw e-mail.

Opmerking: De met * gemarkeerde velden zijn verplicht.