ABN AMRO zegt volgens rechter ten onrechte kredietovereenkomst op

 

De kantonrechter stelt vast dat [A] in ieder geval sinds juni 2009 herhaaldelijk de kredietlimiet van € 25.000,- op de ondernemingsrekening heeft overschreden. Door herhaaldelijk de kredietlimiet op de ondernemingsrekening te overschrijden, heeft [A] in strijd gehandeld met de overeenkomst tussen partijen. Nu [A] overstanden op de ondernemingsrekening heeft laten ontstaan en hij hiermee de kredietovereenkomst niet (behoorlijk) is nagekomen, was de ABN AMRO Bank N.V. (hierna: de bank) op grond van de contractuele verhouding tussen partijen in principe bevoegd om het krediet terstond en in zijn geheel op te eisen.

 

De vordering van de bank is echter gebaseerd op de stelling dat de kredietovereenkomst rechtsgeldig is opgezegd. Dit kan echter niet uit de stukken worden opgemaakt. Immers, de bank heeft de vordering tot aanvulling van het debetsaldo ter incasso aan Solveon gegeven. Solveon heeft vervolgens de kredietovereenkomst opgezegd. Dat Solveon hiertoe bevoegd was is niet gebleken. 

 

Indien zou worden geoordeeld dat de overeenkomst wél is opgezegd, geldt dat dit als zijnde in strijd met de redelijkheid en billijkheid. De omstandigheid dat een bank bevoegd is om een kredietovereenkomst op te zeggen laat onverlet dat een bank bij de uitoefening van die bevoegdheid, gelet op de eisen van redelijkheid en billijkheid, de nodige zorgvuldigheid in acht moet nemen en de gerechtvaardigde belangen van de cliënten in haar afweging om al dan niet tot opzegging over te gaan, moet betrekken.

 

 

Zorgplicht ABN AMRO

 

De bank heeft in verband met haar maatschappelijke functie tevens een bijzondere zorgplicht, zowel jegens haar cliënten uit hoofde van de met hen bestaande contractuele verhouding, als ten opzichte van derden met wier belangen zij rekening behoort te houden op grond van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. De reikwijdte van die zorgplicht hangt af van de omstandigheden van het geval.


De kantonrechter acht in dit kader de volgende omstandigheden van belang. Uit de brieven die de bank heeft overgelegd, volgt dat de bank er herhaaldelijk op heeft gewezen dat de rekening van [A] een niet toegestane debetstand had en dat de bank hem herhaaldelijk heeft verzocht om de debetstanden op zijn ondernemingsrekening aan te zuiveren. Tevens heeft de bank gesteld dat zij meerdere malen telefonisch contact met [A] heeft gehad over de overschrijdingen van de kredietlimiet op de ondernemingsrekening. Echter, in geen enkele van de overgelegde brieven is te lezen dat opzegging van de kredietovereenkomst dreigt. Integendeel, de bank heeft weliswaar met maatregelen geschermd, maar niet met de ultieme sanctie van opzegging. 


Nu de bank de opzegging van de kredietovereenkomst aldus nimmer heeft aangekondigd, heeft de opzegging van de kredietovereenkomst naar het oordeel van de kantonrechter rauwelijks plaatsgevonden. De slotsom luidt dan ook dat het opzeggen van de kredietovereenkomst door de bank naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is geweest en dat de bank in strijd met haar zorgplicht en onrechtmatig jegens [A] heeft gehandeld.

 

Het nog niet afgeloste deel van de hoofdsom van de lening is dan ook niet ineens en volledig opeisbaar geworden, zodat de vordering van de bank tot veroordeling van [A] tot betaling van dit deel van de hoofdsom, zal worden afgewezen.

 

De hierboven weergegeven casus is een samenvatting, de volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:  

 

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBNNE:2013:CA4009 

 

 

Home


Wilt u meer weten over het bovenstaande onderwerp, of heeft u andere vragen aan Schölvinck-Incasso? Dan kunt u mij bereiken via 06-46 40 63 26, of gebruik het formulier hieronder om contact met mij op te nemen. U krijgt binnen 24 uur een reactie op uw e-mail.

Opmerking: De met * gemarkeerde velden zijn verplicht.