Vordering tot betaling bijdrage (achterstallige) hypotheeklasten, overige woonlasten, aflossing doorlopend krediet.

 

Partijen zijn echtelieden. De man heeft op 2 september 2014 een verzoek tot echtscheiding ingediend.

 

Partijen zijn in gemeenschap van goederen gehuwd. Tot de huwelijksgoederengemeenschap behoort een woning.

 

De man is eind 2013 uit de woning vertrokken. De vrouw heeft sindsdien alleen in de woning gewoond.

 

Op de woning rust een hypothecaire geldlening, afgesloten bij de ING-Bank N.V. De hypotheeksom bedraagt € 270.000,--. Partijen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de nakoming van de betalingsverplichtingen.

 

Partijen dienen in verband met deze hypothecaire geldlening maandelijks een bedrag van € 1.102,-- aan de ING te voldoen wegens rente en aflossing.

 

De ING heeft partijen bij brief van 18 september 2014 aangeschreven en meegedeeld dat een ontoelaatbare achterstand is ontstaan in de betaling van de hypotheekschuld. De achterstand bedroeg begin februari 2015 € 3.447,50.

 

De afspraak tussen partijen was dat, zolang de man nog in het huis woonde, hij € 550,-- zou bijdragen in de hypotheeklasten en € 320,-- zou bijdragen in de overige vaste lasten. Na het vertrek van de man uit de woning zou de man enkel nog € 350,-- aan de vrouw betalen als zijn aandeel in de betaling van de hypotheekschuld.

 

Naast de hypotheeklasten en de overige vaste lasten dienen partijen maandelijks € 150,-- af te lossen op een doorlopend krediet, waarvoor zij beiden hoofdelijk aansprakelijk zijn.

 

Het geschil

 

De vrouw vordert in kort geding de man te veroordelen tot het betalen aan haar van een bedrag van € 2.800,-- ter zake de door de man tot 1 januari 2015 te betalen bijdrage in de kosten van de gemeenschappelijke woning, hem te veroordelen om met ingang van 1 januari 2015 aan haar te voldoen een bedrag van € 501,-- ter zake de hypotheeklasten, een bedrag van € 175,50 ter zake de overige woonlasten en € 75,-- ter zake het doorlopend krediet.


Beoordeling door de voorzieningenrechter

Hypotheeklasten

 

Tussen partijen is niet in geschil dat zij hebben afgesproken dat hij € 550,-- zou bijdragen in de hypotheeklasten en € 320,-- zou bijdragen in de overige vaste lasten en dat hij na zijn vertrek uit de woning enkel nog € 350,-- aan de vrouw zou betalen als zijn aandeel in de betaling van de hypotheekschuld.

 

Partijen zijn echter verdeeld over het antwoord op de vraag of de man zich aan deze afspraken heeft gehouden.

 

De vrouw stelt dat de man sinds mei 2014 niet meer heeft meebetaald aan de hypotheekschuld.

 

De man betwist dat en stelt dat, indien rekening wordt gehouden met zijn aandeel in de belastingteruggave 2013 dat door de vrouw is ontvangen en dat zij volgens de man in zijn opdracht diende te verrekenen met zijn verplichtingen, hij tot en met oktober 2014 aan zijn afgesproken deel van de hypothecaire verplichtingen heeft voldaan.

 

De voorzieningenrechter overweegt dat hij onvoldoende onderbouwing aantreft om te kunnen oordelen of de ene dan wel de andere partij gelijk heeft met betrekking tot de betaling van de hypothecaire verplichtingen tot aan 2015. Daarbij laat de voorzieningenrechter wegen dat de vrouw ter staving van haar stelling dat de man sinds mei 2014 niet meer heeft meebetaald aan de hypotheekschuld, heeft verwezen naar een door haar opgesteld overzicht. Dit overzicht wordt echter niet onderbouwd met bankafschriften of andere bewijsstukken. Dit is, mede bezien in het licht van de betwisting door de man, naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende om voornoemde stelling van de vrouw dat de man sinds mei 2014 niet meer heeft bijgedragen in de hypothecaire lasten, van voldoende feitelijke grondslag te voorzien.

 

De vordering van de vrouw om de man in verband met een betalingsachterstand inzake de hypothecaire verplichtingen te veroordelen tot betaling van € 2.800,-- zal dan ook in dit kort geding worden afgewezen.

 

Dit laat onverlet dat beide partijen, nu zij in gemeenschap van goederen zijn gehuwd, hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de betaling van de hypotheekschuld, in beginsel vanaf 1 januari 2015 beiden de lasten van die hypotheekschuld zullen moeten dragen. De vordering van de vrouw om de man te veroordelen om vanaf 1 januari 2015 zijn deel van die lasten te betalen is dan ook wel voor toewijzing vatbaar.

 

Overige woonlasten

 

Met betrekking tot de overige woonlasten heeft de man de juistheid betwist van de hiermee verband houdende bedragen. Hoewel ook in dit geval een onderbouwing van de in het overzicht opgenomen vaste lasten aan de hand van bijvoorbeeld bankafschriften ontbreekt, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de vordering van de vrouw in deze toe te wijzen. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat tussen partijen niet in geschil is dat de man, toen hij nog in de echtelijke woning woonde, maandelijks € 320,-- diende bij te dragen als zijn aandeel in de overige vaste lasten. Het bedrag dat de vrouw thans in dat kader van hem vordert ligt lager.

 

De man stelt zich op het standpunt dat in redelijkheid van hem niet verlangd kan worden dat hij nog bijdraagt in de kosten die verband houden met de woning, nu hij de woning niet vrijwillig heeft verlaten en de vrouw wel en zij bovendien samenwoont en een hoger inkomen geniet. Voor de beoordeling van deze stellingen is echter nader onderzoek en bewijslevering nodig, waarvoor de kort gedingprocedure zich niet leent. Binnen het beperkte toetsingskader van een kort geding wordt dit verweer dan ook niet gevolgd.

 

Doorlopend krediet

 

De man heeft gesteld slechts onder voorwaarden bereid te zijn om zijn helft bij te dragen in de maandelijkse aflossing op het gezamenlijk doorlopend krediet. Ook voor de beoordeling van de juistheid van hetgeen de man in dit kader heeft gesteld is nader onderzoek en bewijslevering noodzakelijk, waarvoor zoals gezegd, de kort gedingprocedure zich niet leent. Nu partijen in gemeenschap van goederen zijn gehuwd en zij ieder hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de aflossing van dit krediet, ziet de rechtbank aanleiding de vordering van de vrouw in dit kort geding om de man te veroordelen tot het maandelijks betalen van zijn deel van de aflossing op dit krediet, toe te wijzen. Het is aan partijen of de bodemrechter om in het kader van de boedelscheiding duidelijkheid op dit punt te creëren.

 

De hierboven weergegeven casus is een samenvatting. De volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:  

 

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBOVE:2015:1107

 

 

Home

 

Wilt u meer weten over het bovenstaande onderwerp, of heeft u andere vragen aan Schölvinck-Incasso? Dan kunt u mij bereiken via 06 - 46 40 63 26, of gebruik het formulier hieronder om contact met mij op te nemen. U krijgt binnen 24 uur een reactie op uw e-mail.

Opmerking: De met * gemarkeerde velden zijn verplicht.