Verspreiding nieuwsbrieven


A houdt zich bezig met het uitgeven en verspreiden van publicaties op het gebied van de internationale energiemarkt. Zij biedt haar uitgaven aan door middel van verschillende abonnementsvormen, zoals verzending per e-mail als pdf-bestand, in druk (hard copy) en beschikbaarheid via internet. Tot de uitgaven van A behoren de nieuwsbrieven P en N. B is hier sinds jaren op geabonneerd.

De facturen voor deze twee abonnementen vermelden onder meer dat de nieuwsbrieven zijn bestemd voor één medewerkster van B. De abonnementsprijs is €  2.730,-- voor 51 edities van N en € 2.407,-- voor 52 edities van P.

B heeft de nieuwsbrief twee keer per e-mail doorgezonden aan twaalf collega´s binnen haar organisatie. Volgens A heeft B met het doorzenden aan collega´s inbreuk gemaakt op haar auteursrecht en lijdt zij hierdoor schade. A wil deze schade voor de rechter op B verhalen.

 

Beoordeling door de rechter


De verspreiding van digitale nieuwsbrieven door B aan twaalf collega’s heeft te gelden als een ‘openbaarmaking’. B heeft deze uitgaven immers zonder toestemming van A op digitale wijze gekopieerd en daarmee gereproduceerd. Hiermee is de schending van het exclusieve recht van A op verveelvoudiging van de nieuwsbrieven gegeven. B heeft aldus inbreuk gemaakt op de auteursrechten van A en daarmee onrechtmatig gehandeld. B is hierdoor schadeplichtig.

Aannemelijk is dat de digitale verveelvoudiging van de nieuwsbrieven binnen B vaker heeft plaatsgevonden dan de twee gevallen die A hebben doen besluiten om de onderhavige procedure aan te spannen. B heeft dit ook niet betwist.  

In de visie van B vordert A meer dan alleen de werkelijk geleden schade, hetgeen naar Nederlands recht niet is toegestaan. De rechter deelt deze mening dat het Nederlandse rechtstelsel alleen een schadevergoedingsplicht ten aanzien van daadwerkelijk geleden schade kent en geen zogeheten ‘punitive damages’. Dit laat evenwel onverlet dat de rechter de mogelijkheid heeft om de schade in passende gevallen vast te stellen op een forfaitair bedrag.

 

In dit geval bestaat voldoende aanleiding voor de veronderstelling dat B, indien zij zich had onthouden van inbreukmakend handelen, voor de twaalf collega’s digitale abonnementen had afgesloten. Mede gelet op het door B toegelichte belang van de uitgaven voor de werkzaamheden van die afdeling, het feit dat voor B reeds digitale abonnementen waren afgesloten en het relatieve prijsverschil tussen abonnementen en wekelijkse losse uitgaven, ligt het niet voor de hand dat B voor de desbetreffende medewerkers steeds losse uitgaven of artikelen had ingekocht.

 

Er zal worden uitgegaan van één uitgave van N en P tegen abonnementsprijzen. Daarbij geldt een vermenigvuldigingsfactor van 12, gegeven het overeenkomstige aantal adressanten in de e-mails van B.


Voor 52 digitale edities van P, en 51 digitale edities van N, golden abonnementsprijzen van € 2.407,-- respectievelijk € 2.730,--. Een enkele P uitgave kostte daarmee € 46,29 en een N uitgave € 53,53. A kan ten aanzien van de twee nieuwsbrieven dus aanspraak maken op een bedrag van (€ 46,29 + € 53,53) x 12 = €  1.197,84.

 

 

Home


Wilt u meer weten over het bovenstaande onderwerp, of heeft u andere vragen aan Schölvinck-Incasso? Dan kunt u mij bereiken via 06 - 46 40 63 26, of gebruik het formulier hieronder om contact met mij op te nemen. U krijgt binnen 24 uur een reactie op uw e-mail.

Opmerking: De met * gemarkeerde velden zijn verplicht.