Nationaal Wanbetalersregister

 

[persoon] heeft de stichting NWR (de Stichting) opgericht. De afkorting NWR staat voor ‘nationaal wanbetalersregister’. De Stichting stelt zich ten onder andere ten doel: “het voorkomen en bestrijden van wanbetaling”. Ter verwezenlijking van deze doelstelling heeft de Stichting het register in het leven geroepen dat zij op de openbaar toegankelijke website nationaalwanbetalersregister.nl aanhoudt.

 

[eiser] is eigenaar van een eenmanszaak. In die hoedanigheid is hij op vordering van de besloten vennootschap Card Services Zwolle B.V. door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 4.583,17.

 

De Stichting heeft [eiser] bericht dat hij terzake de veroordeling is aangemeld bij het register en dat hij ter voorkoming van plaatsing 48 uur in de gelegenheid wordt gesteld om aan de vordering te voldoen.

 

[eiser] heeft niet voldaan aan het verzoek van de Stichting. Op 18 februari 2014 is de registratie van [eiser] in het register opgenomen.

 

[eiser] heeft zich tot de Stichting gewend en haar gesommeerd zijn registratie in het register ongedaan te maken.

 

De Stichting heeft geweigerd aan de sommatie te voldoen.

 

Het geschil

  

[eiser] vordert dat de Stichting wordt veroordeeld de vermelding van [eiser] in het register te verwijderen.

 

De beoordeling 

 

De Stichting heeft een belang bij het registreren van ondernemingen die een of meer vorderingen onbetaald hebben gelaten, nu zij zich het voorkomen en bestrijden van wanbetaling in haar statuten ten doel heeft gesteld. Zij handelt daarbij niet in strijd met een recht van [eiser], de wet of hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt, voor zover zij de belangen van de betrokken onderneming voldoende in het oog houdt.

 

Te beoordelen is dus of de procedure die de Stichting hanteert voldoet aan de redelijkerwijs te stellen eisen. Dit is niet het geval. Weliswaar beperkt de Stichting zich terecht tot onbetwiste vorderingen en rekent zij daartoe ook het geval dat tegen een debiteur een vonnis wordt gewezen, waaraan niet wordt voldaan. Uit de voorwaarden van de stichting blijkt dat de betrokken onderneming een termijn krijgt om aan de gestelde vordering te voldoen en dat indien de betrokken onderneming aantoont dat de vordering niet voldoet aan de definitie die de Stichting aan een ‘onbetwiste vordering’ geeft, de Stichting zich het recht voorbehoudt plaatsing van de onderneming te weigeren. De door de Stichting gehanteerde procedure schiet echter tekort nu zij debiteuren die de vordering betwisten verwijst naar de schuldeiser. Zij behoort een eigen onderzoek te verrichten naar de vraag of de vordering onbetwist is.

 

Nationaal Wanbetalersregister

 

Ten aanzien van het betoog van [eiser] dat publicatie van de vordering op het nationaal wanbetalersregister enkel dient als een oneigenlijk instrument om debiteuren onder druk te zetten om aan de vordering te voldoen wordt als volgt geoordeeld. De publicatie van de vordering op de website van de Stichting zal voor [eiser] negatieve gevolgen hebben. De crediteur die een vordering doet publiceren streeft daarbij op zichzelf een rechtmatig belang na.

 

Het is echter wel de vraag of het inzetten van internet als middel om een debiteur tot betaling te bewegen niet kan worden gekwalificeerd als bedreiging dan wel misbruik van omstandigheden. Wat dat laatste betreft is van algemene bekendheid dat ondernemers in grote mate van internet afhankelijk zijn en negatieve berichten op internet hen dus ernstig kunnen treffen. 
Dat zou te meer het geval zijn als de Stichting niet alleen wanbetaling publiceert op haar website, maar ook activiteiten verricht die er op gericht zijn haar website in zoekopdrachten naar bedrijven die op haar website vermeld zijn zo hoog mogelijk te laten eindigen. Hoewel aan [eiser] is medegedeeld dat de registratie in de bovenste tien zoekresultaten van Google staat, is evenwel niet gesteld of gebleken dat de Stichting hierop invloed heeft gehad.
Of de activiteiten van de Stichting en/of de crediteur die de vordering op de website van de Stichting heeft geplaatst jegens [eiser] bedreiging of misbruik van omstandigheden opleveren behoeft nader onderzoek, waarvoor in kort geding geen plaats is. Dit is in dit geding daarom voorshands onvoldoende aannemelijk geworden.
Dat betekent dat beslissend zal zijn of de verwerking van gegevens door de Stichting voldoet aan de eisen van de Wbp.

 

De voorzieningenrechter zal eerst moeten beoordelen of het publiceren van de gegevens over bedrijven zoals de Stichting dat doet op haar website als “de verwerking van persoonsgegevens voor uitsluitend journalistieke (…) doeleinden” kan worden gezien. Daaronder is te verstaan activiteiten om het publiek te informeren over onderwerpen van maatschappelijk belang.

 

Maatschappelijk belang

 

Wanbetaling is op zichzelf een onderwerp van maatschappelijk belang. Het gaat bij de activiteiten van de Stichting echter niet om het in het algemeen informeren van het publiek over wanbetaling, maar uitsluitend om het waarschuwen tegen concrete wanbetalers. Ook is geen sprake van de normale journalistieke werkzaamheden, zoals het verzamelen en analyseren en verwerken van informatie, het combineren van informatie uit verschillende bronnen en het presenteren van het resultaat van eigen meningsvorming, dat alles in de vorm van een zelf samengestelde tekst, met het doel een bijdrage te leveren aan het maatschappelijk debat. Hier wordt de aangeleverde informatie zonder verdere verwerking gepubliceerd. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat de journalistieke exceptie niet van toepassing is.

    

Zwarte lijst

 

Hier is veeleer sprake van een ‘zwarte lijst’. Het doel van een zwarte lijst is bedrijven in staat te stellen te beoordelen of zij met een bepaalde persoon een overeenkomst willen aangaan. Dit is op zichzelf niet zonder meer ontoelaatbaar. Wel zal aan de meldingsplicht (van artikel 27 e.v. Wbp) moeten worden voldaan, terwijl het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) hier een voorafgaand onderzoek zal moeten doen.
Uit de stellingen van de Stichting leidt de voorzieningenrechter af dat een dergelijkemelding achterwege is gebleven, nu de Stichting zich (ten onrechte) op het standpunt stelt dat zij valt onder art. 3 Wbp. Het voorafgaand onderzoek heeft dan ook niet plaatsgevonden.

 

Hoewel een beoordeling van het Cbp dus vooralsnog (ten onrechte) niet heeft plaatsgevonden moet voorshands worden aangenomen dat een zwarte lijst in ieder geval beperkt moet blijven tot een nauw omschreven kring van gebruikers en niet op internet voor een ieder toegankelijk mag worden gemaakt. Het vorenstaande leidt aldus tot de voorlopige conclusie dat de registratie in dit geval jegens [eiser] onrechtmatig is. Dat betekent dat de Stichting zal worden veroordeeld de (handels)naam en het kvk-nummer van de onderneming van [eiser] uit het register te verwijderen.

 

De hierboven weergegeven casus is een samenvatting, de volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:  

 

 

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBAMS:2014:5938

 

 

Home

 

Wilt u meer weten over het bovenstaande onderwerp, of heeft u andere vragen aan Schölvinck-Incasso? Dan kunt u mij bereiken via 06 - 46 40 63 26, of gebruik het formulier hieronder om contact met mij op te nemen. U krijgt binnen 24 uur een reactie op uw e-mail.

Opmerking: De met * gemarkeerde velden zijn verplicht.