Auto moet bij aankoop aan overeenkomst beantwoorden. 

 

Op 21 augustus 2013 heeft Kees van Richèl een auto gekocht, te weten een Audi TTS Roadster 2.0 TFSi Quattro, voor een prijs van € 16.900,00. De auto heeft als bouwjaar 2009 en is door Richèl vanuit België ingevoerd naar Nederland.

 

Richèl handelt in schadeauto’s. De auto die Kees heeft gekocht was ook een auto met schade, hetgeen bij het aangaan van de koopovereenkomst tussen partijen is besproken. Ook is tussen partijen afgesproken dat reparaties aan de auto zouden plaatsvinden. In de schriftelijke orderbevestiging is daarover opgemerkt: “Deurnaad + richten (...) Lassen + afwerken bodem, binnen en buiten (...)”.

 

Kees heeft de koopprijs voldaan en de auto is aan hem geleverd op 12 november 2013.

 

Naast de tussen partijen overeengekomen reparaties, zijn nog nadere reparaties aan de auto verricht door [X]. [x] is in dienst van Richèl, maar heeft ook een eigen autoherstelbedrijf. In een aantal facturen op naam van [x], is aan Kees voor de reparaties door [x] in totaal een bedrag in rekening gebracht van € 3.223,95. Kees heeft dit bedrag betaald aan [x].

 

Bij brief van 31 januari 2014, gericht aan Richèl, heeft de advocaat van Kees meegedeeld dat sprake is van tekortkomingen aan de auto, omdat na meting door een expert volgens Kees was gebleken dat het chassis van de auto scheef is, in die zin dat de auto rechtsachter 18 millimeter hoger staat dan volgens de fabrieksspecificaties, dat bij de achteras 9 millimeter verschil zit tussen het linker en rechter deel van het chassis, en dat op een ander punt ook een verschil is gemeten in het chassis van 4 millimeter. In een brief van 27 februari 2014 heeft de advocaat van Richèl de gestelde tekortkoming betwist.

 

De koopovereenkomst tussen partijen is door Kees buitengerechtelijk ontbonden.


Het geschil


Kees vordert dat voor recht wordt verklaard dat de koopovereenkomst is ontbonden en dat Richèl wordt veroordeeld tot terugbetaling van de koopsom. Verder vordert Kees vergoeding van de reparatiekosten. Daarbij stelt Kees – kort weergegeven – dat de auto niet beantwoordt aan de koopovereenkomst, dat Richèl de auto ook na ingebrekestelling niet heeft hersteld, en dat Kees het recht heeft om de koop te ontbinden. In dat kader heeft Kees ook aangevoerd dat Richèl zich ten onrechte heeft voorgedaan als een bij FOCWA aangesloten garage.


Beoordeling door de kantonrechter

Het gaat in deze zaak in de eerste plaats om de vraag of de door Kees gekochte auto beantwoordt aan de koopovereenkomst tussen partijen.

 

Richèl heeft erop gewezen dat in de schriftelijke overeenkomst van 21 augustus 2013 wordt vermeld dat de auto is gekocht “zoals gezien, ZONDER garantie”, en dat de tussen partijen gemaakte afspraken boven algemene regelingen gaan. Als Richèl daarmee heeft bedoeld te stellen dat de afspraak “ZONDER garantie” boven artikel 7:17 BW gaat, kan hij daarin niet worden gevolgd. Volgens artikel 7:6 lid 1 BW kan immers in geval van een consumentenkoop niet ten nadele van de koper van artikel 7:17 BW worden afgeweken. De afspraak “ZONDER garantie” kan er dus niet aan afdoen dat de auto aan de overeenkomst tussen partijen moet beantwoorden.

 

De discussie tussen partijen spitst zich toe op de vraag wat is bedoeld met de opmerking in de schriftelijke orderbevestiging: “Deurnaad + richten”. Kees stelt dat daarmee is bedoeld dat de auto in zijn geheel, dat wil zeggen het gehele chassis, zou worden ‘gericht’, en wel zodanig dat het chassis geen afwijkingen en scheefstand meer zou vertonen. Richèl stelt daartegenover dat alleen is afgesproken dat de deuren ‘gericht’ zouden worden, in die zin dat de deuren weer normaal gesloten konden worden.

 

De kantonrechter is van oordeel dat Kees gelet op de bewoordingen “Deurnaad + richten” er in redelijkheid op heeft mogen vertrouwen dat Richèl niet alleen de deuren zou ‘richten’, maar ook het chassis, en dat Richèl een afwijking en een scheefstand in dat chassis zou herstellen. Die bewoordingen geven immers aan dat herstelwerkzaamheden zouden plaatsvinden met betrekking tot de deurnaad èn het ‘richten’. De kantonrechter weegt hierbij mee dat op de zitting door [x] is uitgelegd dat de auto na een ongeval schade heeft opgelopen, als gevolg waarvan het chassis, dat wil zeggen de zelfdragende carrosserie, bol is gaan staan en is kromgetrokken. Een gemiddelde consument als Kees mag verwachten dat bij een dergelijke schade met de opmerking “Deurnaad + richten” niet alleen wordt bedoeld het ‘richten’ van de deuren, maar ook het richten van de carrosserie. Indien Richèl ervan uitging dat tussen partijen was afgesproken dat alleen de deuren ‘gericht’ zouden worden, dan had zij dit duidelijk moeten aangeven in de schriftelijke orderbevestiging. Het is aan Richèl als professioneel autobedrijf om dit soort afspraken deugdelijk vast te leggen, en het komt voor haar rekening en risico dat zij dit heeft nagelaten. Dat aan Kees mondeling te kennen zou zijn gegeven dat alleen de deuren ‘gericht’ zouden worden, is niet, althans onvoldoende gesteld en onderbouwd. Daarbij is ook van belang dat [x] op de zitting heeft aangegeven dat het ‘richten’ in ieder geval ook nodig was om het cabriodak goed te kunnen laten sluiten, en dus niet alleen zag op de deuren.

 

Gelet op het voorgaande neemt de kantonrechter als vaststaand aan dat tussen partijen geacht moet worden te zijn overeengekomen dat de auto in zijn geheel, dat wil zeggen de gehele carrosserie, zou worden ‘gericht’, en wel zodanig dat de carrosserie geen afwijkingen en scheefstand meer zou vertonen. Vast staat ook dat Richèl niet de gehele carrosserie heeft ‘gericht’, maar alleen de deuren. Richèl heeft ook geen elektronische richtbank waarmee kan worden gemeten of de carrosserie weer volledig ‘gericht’ is. Dit brengt mee dat Richèl is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat de auto niet beantwoordt aan de overeenkomst.

 

Richèl heeft verder als verweer gevoerd dat de afwijkingen en scheefstand van de carrosserie niet in de weg staan aan normaal gebruik van de auto. Dit verweer treft geen doel, omdat hiervoor is overwogen dat Kees op grond van de overeenkomst juist mocht verwachten dat de afwijkingen en de scheefstand zouden worden hersteld. Overigens acht de kantonrechter voldoende aannemelijk de stelling van Kees dat de afwijkingen en scheefstand gevolgen (kunnen) hebben voor het rijgedrag en de slijtage van de auto, en voor de waarde bij inruil of verkoop.

 

Wat betreft het FOCWA-lidmaatschap heeft Richèl op de zitting erkend dat ten tijde van het aangaan van de koopovereenkomst op 21 augustus 2013 op zijn website, zijn briefpapier en in zijn kantoorpand goed zichtbaar werd vermeld dat hij lid was van de FOCWA. Richèl heeft ook erkend dat hij vanaf 1 januari 2013 geen lid meer was van FOCWA. Kees heeft voldoende gemotiveerd dat het FOCWA-lidmaatschap voor hem van belang was bij het aangaan van de koopovereenkomst, omdat in geval van een dergelijk lidmaatschap aanspraak kan worden gemaakt op twee jaar FOCWA-garantie, op de kwaliteitswaarborgen van een FOCWA-garagebedrijf, en op de mogelijkheid om zonder hoge kosten een geschil voor te leggen aan de geschillencommissie van de FOCWA.

 

Dat Richèl zich ten tijde van het aangaan van de koopovereenkomst ten onrechte heeft voorgedaan als FOCWA-lid, levert een misleidende handelspraktijk op als bedoeld in artikel 6:193c BW, zoals Kees heeft gesteld. Richèl heeft immers informatie verstrekt die feitelijk onjuist is of die de gemiddelde consument misleidt of kan misleiden omtrent de hoedanigheid, kenmerken, kwalificaties, status en erkenning van Richèl. Een overeenkomst die als gevolg van een misleidende handelspraktijk tot stand is gekomen, is op grond van artikel 6:193j lid 3 BW vernietigbaar.

 

De tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst en de misleidende handelspraktijk leveren tezamen, maar ook ieder op zich, voldoende grond op voor ontbinding dan wel vernietiging van de overeenkomst tussen partijen. Vast staat ook dat Richèl na de e-mail van Kees van 24 november 2013 en tot op heden de tekortkoming niet heeft hersteld. Dit betekent dat Kees gerechtigd was om de overeenkomst op grond van artikel 7:22 lid 1 BW buitengerechtelijk te ontbinden, zoals hij heeft gedaan met de brief van zijn advocaat van 10 februari 2014.

 

Gelet op artikel 6:271 BW zijn partijen door de ontbinding van hun verbintenissen bevrijd. Dat betekent dat Richèl zal worden veroordeeld tot terugbetaling aan Kees van de koopsom van € 16.900,00. Kees moet de auto aan Richèl teruggeven.

 

Richèl zal ook worden veroordeeld tot betaling van de door Kees gevorderde schadevergoeding van € 3.223,95, te weten de kosten van de reparatie van de auto door [x]. De tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst moet aan Richèl worden toegerekend en heeft tot gevolg gehad dat Kees onnodige reparatiekosten heeft gemaakt. De ontbinding van de overeenkomst brengt immers mee dat Kees niet meer is gebaat door die reparatie, maar alleen Richèl zelf, omdat de auto aan haar moet worden teruggegeven.

 

De hierboven weergegeven casus is een samenvatting en de naam Kees is in verband met de leesbaarheid van het artikel gefingeerd. De volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:  

 

 

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBNHO:2014:12536

  

 

Home

 

Wilt u meer weten over het bovenstaande onderwerp, of heeft u andere vragen aan Schölvinck-Incasso? Dan kunt u mij bereiken via 06-46 40 63 26, of gebruik het formulier hieronder om contact met mij op te nemen. U krijgt binnen 24 uur een reactie op uw e-mail.

Opmerking: De met * gemarkeerde velden zijn verplicht.