Kort geding. Vordering tot verwijdering van BKR-codering.

 

Eiser is met Rabobank een krediet overeengekomen.  

 

Omdat eiser in financieel zwaar weer verkeerde, heeft hij Rabobank verzocht medewerking te verlenen aan een crediteurenakkoord.  

 

Rabobank is akkoord gegaan en heeft een bedrag van € 5.801,98 betaald gekregen. Een bedrag van € 8.702,98 is gekweten.

 

In dat kader heeft de Rabobank een code 3 gemeld bij het Bureau Kredietregistratie (BKR). 

 

Nadien heeft eiser Rabobank verzocht de codering bij het BKR te verwijderen. 

 

Aangezien Rabobank dat weigerde, besloot eiser om Rabobank in kort geding te dagvaarden.

 

Oordeel rechtbank

 

De vraag die moet worden beantwoord is of er grond is voor verwijdering van de codering.

 

Bij een dergelijke vordering moet een belangenafweging plaatsvinden. 

 

Het doel van de BKR-registratie en het daaruit voortvloeiende belang van Rabobank en andere mogelijke kredietverstrekkers moet worden afgewogen tegen het belang van eiser. De doelen van de BKR-registratie zijn de bescherming van de consument tegen overkreditering en het beschermen van kredietverleners tegen niet-kredietwaardige kredietnemers. 

 

Eiser voert aan dat zijn financiële situatie thans stabiel is en dat Rabobank hem finale kwijting heeft verleend. Dat moge zo zijn, echter Rabobank heeft slechts 40% van haar vordering voldaan gekregen en daarmee dus 60% van de vordering moeten afboeken. Bovendien was de financiële problematiek van eiser zeer groot en omvatte de totale schuldenlast een substantieel bedrag. Dat zijn financiële situatie nu stabiel is, doordat hij en zijn partner in loondienst zijn en geen schulden meer hebben, is nergens uit gebleken. Het had op zijn weg gelegen deze stelling aannemelijk te maken en te onderbouwen met onderliggende stukken, bijvoorbeeld door overlegging van een recente aangifte bij de belastingdienst. 

 

De codering is eerst in april 2021 tot stand gekomen en de loondienstbetrekking is aangegaan in januari 2021. Dat is beiden betrekkelijk kort geleden. Van de vijf jaar durende periode die in beginsel geldt voor de BKR-registratie is nog geen jaar verstreken. 

 

Rabobank kan daarom gevolgd worden in haar betoog dat kredietverstrekkers nog steeds moeten worden beschermd tegen overkreditering en op de hoogte moeten (kunnen) zijn van het schuldenverleden van eiser. 

 

Belang eiser

 

De door eiser aangevoerde belangen wegen niet zwaarder.

 

Het feit dat een aanvraag voor hypothecaire financiering is gedaan en dat deze (uitsluitend) is afgewezen vanwege de BKR-registratie van Rabobank, is niet aannemelijk geworden. Het had op de weg van eiser gelegen om deze stelling met stukken te onderbouwen. Een enkele verklaring van een door eiser in de arm genomen hypotheekadviseur is daarvoor, in het licht van het verweer van Rabobank, niet voldoende. 

 

Evenmin acht de voorzieningenrechter het door eiser gestelde belang van verhuizen naar een woning doorslaggevend. De voorzieningenrechter begrijpt de wens van eiser om een volgende stap door het aankopen van een woning te zetten, maar dat weegt niet op tegen het hiervoor vastgestelde belang van Rabobank en andere kredietverstrekkers. 

 

Dit leidt tot de slotsom dat de vordering van eiser wordt afgewezen. 

 

De hierboven weergegeven casus is een samenvatting. De volledige uitspraak is te vinden:  

 

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBOBR:2022:758&showbutton=true

   

Home

Wilt u meer weten over het bovenstaande onderwerp, of heeft u andere vragen aan Schölvinck-Incasso? Dan kunt u mij bereiken via 06-46 40 63 26, of gebruik het formulier hieronder om contact met mij op te nemen. U krijgt binnen 24 uur een reactie op uw e-mail.

Opmerking: De met * gemarkeerde velden zijn verplicht.