Ontslag op staande voet

 

Bert is met ingang van 11 oktober 1993 bij de fabriek in dienst getreden in de functie van Operator Productie A.  

 

De fabriek houdt zich bezig met het vervaardigen van koekjes en ander houdbaar banketbakkerswerk en de productie van stroopwafels en koekproducten.

 

De fabriek heeft Bert op 15 juli 2015 op staande voet ontslagen. Dit is Bert bevestigd bij brief van 15 juli 2015.

 

De inhoud van de ontslagbrief luidt, voor zover van belang, als volgt: “Zoals reeds met u besproken heeft er vanmorgen rond 05.00 uur zich een incident voorgedaan. Een incident wat voor ons onacceptabel en ook ontoelaatbaar is. Nadat een probleem was geconstateerd aan een van de ovens is daarover contact geweest met de ploegleider. De ploegleider heeft direct actie ondernomen waarbij is geconstateerd dat er mogelijk sprake was van een technisch probleem. Voor ons onbegrijpelijk “ontploft” u vervolgens en riep “wat een k**-bedrijf, je gelooft me niet” waarna vervolgens door u de deur van de oven is ingetrapt. Helaas moet geconstateerd worden dat dit gedrag althans vergelijkbaar, continu terugkeert. Ik wijs wat dat betreft op de zeer vele waarschuwingen die u in de afgelopen jaren heeft ontvangen. In ons gesprek van hedenmiddag hebben wij het incident met u besproken en ook aan u de gelegenheid te geven uw kant van het verhaal te geven. Wat ons betreft vormt dit geen aanleiding om niet tot een ontslag op staande voet over te gaan.

 

Bert laat het hier niet bij zitten en besluit de fabriek te dagvaarden voor het kantongerecht.

 

Bert vordert:


Bert heeft verzocht om het door de fabriek gegeven ontslag op staande voet   te vernietigen en hem weer toe te laten tot de bedongen arbeid en de fabriek te veroordelen om hem het overeengekomen salaris te betalen.


Beoordeling door de kantonrechter

 

De kantonrechter is van oordeel dat de fabriek het stelselmatige onacceptabele en ontoelaatbare gedrag van Bert op geen enkele wijze heeft aangetoond. Dergelijk gedrag blijkt niet uit de door de fabriek overgelegde brieven en evenmin uit de door haar overgelegde beoordelingsformulieren. Ook van voorafgaande waarschuwingen is op geen enkele wijze gebleken. Van de spreekwoordelijke “druppel die de emmer doet overlopen” is dan ook geen sprake.

 

De inadequate wijze van handelen van Bert levert echter bij lange na niet een dringende reden voor ontslag op. Daartoe acht de kantonrechter reeds redengevend (i) dat er sprake is van een dienstverband met een aanzienlijke duur, 21 jaar, (ii) dat vast staat dat Bert gedurende dit lange dienstverband (bijna) altijd naar behoren heeft gefunctioneerd en (iii) dat niet is gebleken van enige (relevante) schade aan de oven. Naar het oordeel van de kantonrechter had de fabriek in dit geval kunnen en behoren te volstaan met het geven van een officiële waarschuwing.

 

Omdat hierboven is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, zal het verzoek van Bert tot vernietiging van dat ontslag worden toegewezen.

 

Nu het ontslag op staande voet wordt vernietigd, duurt de arbeidsovereenkomst voort en is de fabriek gehouden tot doorbetaling van loon en tot wedertewerkstelling van Bert in de overeengekomen functie.

 

De hierboven weergegeven casus is een samenvatting en de naam Bert is in verband met de leesbaarheid van het artikel gefingeerd. De volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:  

 

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBZWB:2015:6532

 

Home

 

Wilt u meer weten over het bovenstaande onderwerp, of heeft u andere vragen aan Schölvinck-Incasso? Dan kunt u mij bereiken via 06 - 46 40 63 26, of gebruik het formulier hieronder om contact met mij op te nemen. U krijgt binnen 24 uur een reactie op uw e-mail.

Opmerking: De met * gemarkeerde velden zijn verplicht.