Geen bestuurdersaansprakelijkheid.

  

Schouten Olie is leverancier van motorbrandstoffen.

 

JSD Materieel B.V. dreef een onderneming die zich bezig hield met aannemingswerkzaamheden. Zij beschikte daartoe over graafmachines en shovels. Daarnaast verhuurde JSD Materieel materieel.

 

JSD is tot 27 mei 2013 enig bestuurder en enig aandeelhouder van JSD Materieel geweest. [gedaagde 1] is tot 10 juli 2013 enig bestuurder en enig aandeelhouder van JSD geweest.

 

Sinds in ieder geval 2007 betrok JSD Materieel motorbrandstoffen van Schouten Olie.

 

Vanaf begin 2012 hebben Schouten Olie en [gedaagde 1], namens JSD Materieel, maandelijks met elkaar gesproken over toegenomen achterstanden in de betaling van facturen door JSD Materieel.

 

Schouten Olie heeft ondanks de betalingsachterstanden de levering van motorbrandstoffen aan JSD Materieel gecontinueerd. JSD Materieel heeft in de periode vanaf begin 2012 een deel van de door Schouten Olie gezonden facturen (met vertraging) voldaan.

 

Schouten Olie heeft voor door haar in de periode van 21 juni 2012 tot en met 18 december 2012 geleverde motorbrandstoffen aan JSD Materieel facturen gezonden tot een bedrag van EUR 247.254,64.

 

Schouten Olie is in december 2012 gestopt met het leveren van motorbrandstoffen aan JSD Materieel.

  

JSD Materieel is op 3 september 2013 in staat van faillissement verklaard.

 

De vordering


Schouten Olie vordert dat de rechtbank JSD en [gedaagde 1] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan Schouten Olie van EUR 247.254,16.


Beoordeling door de rechtbank

 

JSD is niet in de procedure verschenen. Aan haar is verstek verleend. De vordering tegen JSD is derhalve in beginsel toewijsbaar, tenzij deze de rechtbank onrechtmatig of ongegrond voorkomt. De beantwoording van deze vraag is afhankelijk van de beantwoording van de vraag of hetgeen [gedaagde 1] tot zijn verweer heeft aangevoerd slaagt. Immers, de aansprakelijkheid van [gedaagde 1] is uiteindelijk, (via artikel 2:11 BW), gebaseerd op dezelfde gronden als die van JSD. De rechtsbetrekking tussen partijen noopt derhalve tot een voor alle gedaagden gelijke beslissing. Dit brengt met zich dat, indien het door [gedaagde 1] gevoerde verweer wordt aanvaard, ook de vordering tegen JSD niet kan worden toegewezen.

 

Volgens Schouten Olie kan met name uit de volgende omstandigheden worden afgeleid dat JSD en [gedaagde 1] op het moment dat JSD Materieel de motorbrandstoffen kocht waarvoor de facturen zijn verzonden, wist of moest weten dat JSD Materieel niet zou kunnen voldoen aan de betalingsverplichtingen die daaruit voortvloeiden:

a. de solvabiliteits- en liquiditeitspositie van JSD Materieel;

b. de in het faillissementsverslag van de curator gemaakte opmerkingen dat hij is gestuit op diverse transacties die hij voorshands als paulianeus aanmerkt, alsmede dat de deponeringsplicht is geschonden;

c. de gelden die [gedaagde 1] blijkens publicaties heeft besteed aan zijn hobby “tractorpullen” en die hij ongetwijfeld aan JSD Materieel heeft onttrokken.

 

Stellingen kunnen niet tot beoogde doel leiden

 

Met Schouten Olie kan worden aangenomen dat de jaarcijfers van JSD Materieel vanaf 2010 een zorgwekkend beeld lieten zien. Deze cijfers rechtvaardigen echter op zichzelf nog niet de conclusie dat de vereiste wetenschap aan de zijde van JSD, en meer concreet [gedaagde 1], aanwezig was.

 

Hierbij wordt in aanmerking genomen dat uit het door Schouten Olie overgelegde betalingsverloop blijkt dat JSD Materieel steeds betalingen is blijven doen die weliswaar steeds lager waren dan de bedragen waarvoor nieuwe bestellingen werden gedaan maar niettemin substantieel waren. Voorts is Schouten Olie ondanks het oplopen van de betalingsachterstand welbewust nieuwe bestellingen blijven honoreren en moet zij derhalve geacht worden bekend te zijn geweest met de steeds benardere positie waarin JSD Materieel kwam te verkeren. Onder die omstandigheden kan niet worden aangenomen dat [gedaagde 1] en JSD iets hebben verzwegen wat Schouten Olie niet wist. Tenslotte moet uit de in zoverre niet betwiste toelichting van [gedaagde 1] worden afgeleid dat er tot het laatste moment, in ieder geval tot 18 december 2012, gerechtvaardigde hoop bestond dat JSD Materieel zou kunnen worden gered.

 

Tenslotte heeft [gedaagde 1] gemotiveerd betwist dat hij voor tractorpullen gelden aan JSD Materieel heeft onttrokken, volgens hem werden alle kosten betaald door externe sponsors, niet (mede) door JSD Materieel. Daartegenover heeft Schouten Olie geen voor bewijs vatbare feiten gesteld waaruit het tegendeel zou kunnen worden afgeleid.

 

Ook hetgeen overigens nog door Schouten Olie naar voren is gebracht (verkoop materieel, verkoop aandelen) kan haar niet baten. Daaruit kan in ieder geval niet de conclusie worden getrokken dat de situatie van JSD Materieel reeds op 18 december 2012 zo nijpend was dat JSD en [gedaagde 1] hadden moeten begrijpen dat JSD Materieel haar bestellingen bij Schouten Olie niet zou kunnen betalen.

 

Het gevorderde zal derhalve worden afgewezen.

 

De hierboven weergegeven casus is een samenvatting en de namen zijn gefingeerd. De volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:  

 

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBAMS:2014:7008

 

 

Home

 

Wilt u meer weten over het bovenstaande onderwerp, of heeft u andere vragen aan Schölvinck-Incasso? Dan kunt u mij bereiken via 06-46 40 63 26, of gebruik het formulier hieronder om contact met mij op te nemen. U krijgt binnen 24 uur een reactie op uw e-mail.

Opmerking: De met * gemarkeerde velden zijn verplicht.