Schadevergoeding na inbraak


Eiseres is eigenaar van een kledingwinkel. Er is bij haar ingebroken, waarbij geld is gestolen. 

De rechter heeft gedaagde onder meer voor deze inbraak en diefstal veroordeeld.  

Het geschil


Eiseres vordert te veroordelen tot betaling van: 


-  € 7.610,00 en € 1.841,50 aan bij de inbraak ontvreemd geld; 

-  € 3.893,90 aan kosten voor het recherchebureau; 

-  € 1.265,00 aan kosten voor het vervangen van twaalf sloten; 

-  € 780,33 aan schade aan paspoppen; 

-  € 285,50 aan kosten voor het herstellen van de camera en het veiligstellen van camerabeelden; 


Eiseres legt aan haar vordering ten grondslag dat gedaagde jegens haar een onrechtmatige daad heeft gepleegd door bij haar in te breken en geld weg te nemen. Die daad kan gedaagde worden toegerekend en heeft schade veroorzaakt. 

Gedaagde voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering. Hij voert aan dat de schade die eiseres op hem probeert te verhalen buitenproportioneel is aangezien gedaagde slechts een zeer klein deel van de buit heeft ontvangen. Verder betwist hij dat de kosten van het recherchebureau voor zijn rekening dienen te komen. Die kosten staan niet in verhouding tot de schade uit de inbraak. Bovendien zijn de kosten onnodig gemaakt omdat de politie al een grondig en adequaat opsporingsonderzoek was gestart. De kosten voor het vervangen van sloten zijn eveneens onnodig gemaakt en dienen om die reden evenmin voor zijn rekening te komen. Voort betwist hij gehouden is proceskosten te vergoeden. 


Beoordeling door de rechtbank


Ingevolge artikel 161 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering levert een in kracht van gewijsde gegaan, op tegenspraak gewezen vonnis waarbij de Nederlandse strafrechter bewezen heeft verklaard dat iemand een feit heeft begaan, dwingend bewijs op van dat feit. Het staat vrij tegenbewijs te leveren. 

Gedaagde heeft verklaard geen tegenbewijs te willen leveren naar aanleiding van dat strafvonnis. Aldus staat vast dat gedaagde bij de winkel van eiseres heeft ingebroken en dat hem dit is toe te rekenen.

 

Ingevolge artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (hierna BW) dient gedaagde de schade die eiseres als gevolg daarvan lijdt, te vergoeden. Dat gedaagde slechts een zeer klein deel van de buit heeft ontvangen, zoals hij heeft aangevoerd, doet daar niet aan af. 


Eiseres is een onderzoek gestart om de dader(s) van de inbraak te achterhalen en heeft daarvoor een recherchebureau ingeschakeld. Eiseres heeft verklaard dat dit is gedaan omdat er sterke aanwijzingen waren dat personeel bij de inbraak betrokken was, wat later ook zo bleek te zijn. Verder heeft eiseres met het onderzoek de onrust in het bedrijf willen beteugelen. 


De kosten van het onderzoek door het recherchebureau komen op grond van artikel 6:96 van het BW voor vergoeding in aanmerking, mits die kosten in redelijkheid zijn gemaakt en ook de hoogte van die kosten redelijk is. Overwogen wordt dat de politie al een grootschalig opsporingsonderzoek was gestart. Het onderzoek van de politie had hetzelfde doel als het onderzoek dat is verricht door het particuliere recherchebureau, namelijk het vinden van de dader(s). Niet is gesteld of gebleken dat de bovengenoemde belangen die van eiseres met het eigen onderzoek wilde dienen, niet tevens door het politieonderzoek werden gediend. In de gegeven omstandigheden zijn de kosten van het recherchebureau daarom niet in redelijkheid gemaakt. Dat eiseres ten tijde van het instellen van het eigen onderzoek niet zeker wist of de politie een opsporingsonderzoek was gestart, maakt dat niet anders - alleen al omdat eiseres bij de politie ter zake navraag had kunnen doen. De (betwiste) stelling dat de onderzoeksresultaten van het recherchebureau in belangrijke mate hebben bijgedragen in het vinden van de daders, maakt evenmin dat komt vast te staan dat de kosten van het recherchebureau in redelijkheid zijn gemaakt. Reeds omdat niet is gesteld of gebleken dat de politie zonder de onderzoeksresultaten van het recherchebureau de daders niet zou hebben gevonden. Gelet op het bovenstaande zal de vordering worden afgewezen. 


Eiseres heeft verklaard dat twaalf sloten van de winkel moesten worden vervangen omdat de sleutel die op die sloten paste, bij de inbraak was ontvreemd, als gevolg waarvan zij genoodzaakt was de sloten te vervangen. Gedaagde heeft dit niet gemotiveerd betwist.


Gelet hierop wordt geoordeeld dat de vervangingskosten schade betreft die in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust, dat die schade aan gedaagde kan worden toegerekend. De vordering zal daarom worden toegewezen. 


Aangezien de hoofdsom overigens niet wordt betwist, zal deze eveneens worden toegewezen. Tezamen met de vordering voor de kosten van de sloten, komt dit neer op een bedrag van € 11.782,33 (€ 7.610,00 + € 1.841,50 + € 1.265,00 + € 780,33 + € 285,50).

 

De rechter veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen van € 12.411,43

 

De hierboven weergegeven casus is een samenvatting, de volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:  



http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBDOR:2011:BU7320

  

 

Home

 

Wilt u meer weten over het bovenstaande onderwerp, of heeft u andere vragen aan Schölvinck-Incasso? Dan kunt u mij bereiken via 06 - 46 40 63 26, of gebruik het formulier hieronder om contact met mij op te nemen. U krijgt binnen 24 uur een reactie op uw e-mail.

Opmerking: De met * gemarkeerde velden zijn verplicht.