Abonnement sportschool rechtsgeldig opgezegd vanwege verhuizing?


Op 5 februari 2014 hebben partijen een overeenkomst gesloten. Tegen

betaling van een contributie van € 35,- per vier weken mag Peter gebruik maken van de faciliteiten van de sportscholen.

 

Peter woonde op het moment van het sluiten van de overeenkomst in Amsterdam waar hij studeerde.

 

Op enig moment is Peter met zijn studie gestopt. Vanwege persoonlijke en financiële problemen is hij op enig moment (terug)verhuisd naar Arnhem. In Arnhem zijn geen sportscholen van Sportcity.

 

Bij brief van 23 april 2014 schrijft Sportcity dat Peter een betalingsachterstand heeft en verzoekt zij hem de openstaande contributie van € 35,- te voldoen.

 

Bij brief van 7 mei 2014 schrijft Sportcity aan Peter dat de openstaande vordering inmiddels € 110,- bedraagt..”

 

Vervolgens heeft de gemachtigde van Sportcity Peter bij herhaling aangemaand om over te gaan tot betaling van de volgens haar tot 4 februari 2015 door Peter verschuldigde contributie, te weten € 507,50.

 

Peter is niet tot betaling overgegaan.

 

De vordering

 

Sportcity vordert veroordeling van Peter tot betaling van € 499,-.

Beoordeling door de kantonrechter

 

Vast staat dat Peter gedurende de looptijd van de overeenkomst is (terug)verhuisd van Amsterdam naar Arnhem. Peter stelt zelf dat hij daar sinds 1 juni 2014 woont. Sportcity heeft in reactie daarop aangevoerd dat de verhuisdatum onduidelijk is. Omdat Peter de verhuisdatum van 1 juni 2014 vervolgens niet met stukken (bijvoorbeeld inschrijving gemeentelijke basisadministratie) heeft onderbouwd, kan de door Peter genoemde verhuisdatum niet als vaststaand worden aangenomen.

 

Peter doet een beroep op artikel 6 lid 3 van de algemene voorwaarden waarin staat dat tussentijdse opzegging door de consument (Peter) mogelijk is indien de consument een ander woonadres krijgt en het - als gevolg van de toegenomen reistijd - voor de consument niet meer mogelijk is om onder redelijke voorwaarden gebruik te maken van de fitnessactiviteiten. De kantonrechter begrijpt dit beroep aldus dat Peter aanvoert dat hij vanwege zijn verhuizing naar Arnhem - waar geen Sportcity sportschool is - de overeenkomst heeft opgezegd.

 

Dit verweer slaagt. Weliswaar zit er bij de stukken geen brief of email van Peter waarin hij de overeenkomst opzegt terwijl een dergelijke schriftelijke opzegging volgens de algemene voorwaarden in beginsel vereist is, maar bij de stukken zit wel een schriftelijke telefoonnotie van 19 september 2014 waaruit blijkt dat Peter heeft gezegd dat hij niet langer gebruik kan maken van de sportfaciliteiten van Sportcity (omdat dat vanwege zijn verhuizing naar Arnhem niet meer mogelijk is) en (daarom) een betalingsregeling wil treffen voor de tot dat moment verschuldigde contributie.

 

Peter heeft nog aangevoerd dat hij van meet af aan bereid is geweest om een redelijk deel van zijn contractuele verplichtingen te betalen. Dat het (in zijn woorden) zo uit de hand is gelopen, wijt hij in de eerste plaats aan de onduidelijke informatievoorziening van de zijde van Sportcity. Door een medewerker van Sportcity is in eerste instantie gezegd dat hij zijn abonnement mee kon nemen van Amsterdam naar Arnhem. Daar bleek echter geen vestiging van Sportcity te zijn. Als dit direct duidelijk was gemaakt, had Peter naar eigen zeggen (eerder) op de contractueel overeengekomen wijze opgezegd.

Sportcity heeft betwist dat er een dergelijke mededeling is gedaan. Tegenover die betwisting heeft Peter zijn stelling vervolgens onvoldoende nader toegelicht, zodat de kantonrechter hierin geen reden ziet om een eerdere opzegdatum aan te nemen dan 19 september 2014. Bovendien is Peter nooit daadwerkelijk tot betaling van enig bedrag overgegaan.

 

Voor zover Peter met een beroep op persoonlijke omstandigheden heeft willen rechtvaardigen dat hij de overeenkomst rechtsgeldig niet (eerder) heeft opgezegd dan op 19 september 2014 of dat hij niet gehouden zou zijn voornoemde openstaande contributie te voldoen, volgt de kantonrechter hem daar niet in. Peter heeft niet toegelicht dat en waarom deze omstandigheden zodanig ernstig waren dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn dat hij voornoemde contributie alsnog aan Sportcity moet voldoen.

 

Slotsom is dat Peter over de periode vanaf 3 april 2014 tot en met 31 oktober 2014 nog aan achterstallige contributie verschuldigd is aan Sportcity.

 

De hierboven weergegeven casus is een samenvatting en de naam Peter is in verband met de leesbaarheid van het artikel gefingeerd. De volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:  

 

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBGEL:2015:2422

 

 

Home


Wilt u meer weten over het bovenstaande onderwerp, of heeft u andere vragen aan Schölvinck-Incasso? Dan kunt u mij bereiken via 06 - 46 40 63 26, of gebruik het formulier hieronder om contact met mij op te nemen. U krijgt binnen 24 uur een reactie op uw e-mail.

Opmerking: De met * gemarkeerde velden zijn verplicht.