Ontbinding arbeidsovereenkomst

 

[verzoeker] is een organisatie die zich richt op het verzorgen van kinderopvang middels de exploitatie van kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang locaties en een gastouderbureau.

 

Vanaf 2012 heeft [verzoeker] twee keer een reorganisatie doorgevoerd. Per juli 2013 heeft zij nog 198 personen (109 fte) in dienst.

 

Op 3 juli 2013 heeft [verzoeker] haar Ondernemingsraad om advies verzocht voor een derde reorganisatie waarbij 21,2 fte (in totaal 44 werknemers) zullen worden ontslagen.

 

De Ondernemingsraad heeft een negatief advies gegeven, tenzij er een sociaal plan wordt overeengekomen met de vakbonden.

 

Op 10 juli 2013 heeft [verzoeker] een melding collectief ontslag gedaan bij de vakbond ABVAKABO/FNV en op dezelfde datum bij het UWV WERKbedrijf (hierna UWV).

 

[verzoeker] heeft ten aanzien van de reorganisatie een Sociaal Plan opgesteld, ter zake waarvan zij overleg heeft gevoerd met de Ondernemingsraad en de vakbonden. Aangezien [verzoeker] en de vakbonden niet tot overeenstemming zijn gekomen over het Sociaal Plan, heeft [verzoeker] haar Sociaal Plan eenzijdig afgekondigd.

 

Op 26 september 2013 heeft [verzoeker] bij het UWV uiteindelijk ten behoeve van negen van haar werknemers, waaronder [verweerder], een ontslagaanvraag ingediend. Een aantal werknemers is intern herplaatst en met een aantal werknemers is voorafgaand aan het UWV-traject een vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen.

 

Het UWV heeft in haar beslissing met betrekking tot [verweerder] geweigerd toestemming te verlenen om de arbeidsverhouding met haar op te zeggen. Voor twee andere werknemers zijn wel ontslagvergunningen verstrekt. Met betrekking tot de overige zes werknemers waarvoor een ontslag aanvraag is ingediend, is gedurende het UWV-traject een vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen omtrent uitdiensttreding dan wel herplaatsing in deeltijd.

  

Uit de beslissing op de ontslagaanvraag van [verweerder] van het UWV blijkt dat het UWV geen reden heeft gezien om te twijfelen aan de bedrijfseconomische noodzaak tot het treffen van maatregelen, waaronder het aanpassen van de personeelsbezetting.

 

Verzoek kinderopvang [verzoeker]

 

[verzoeker] verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van verandering van omstandigheden, meer in het bijzonder bedrijfseconomische omstandigheden, zonder toekenning van een vergoeding.

 

Beoordeling door de kantonrechter

 

De kantonrechter stelt voorop dat er geen formeel of wettelijk beletsel bestaat om kennis te nemen van een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een werknemer indien tevoren het UWV een ontslagvergunning voor diezelfde werknemer heeft geweigerd. Daarbij geldt dat de kantonrechter op geen enkele wijze gebonden is aan het oordeel van het UWV en wat zij daaraan ten grondslag heeft gelegd.

 

Het verzoek van [verzoeker] is gegrond op bedrijfseconomische omstandigheden. Hoewel de kantonrechter niet rechtstreeks gebonden is aan het toetsingskader dat door het UWV wordt gehanteerd, zoals neergelegd in het BBA en de Beleidsregels Ontslagtaak UWV, neemt de kantonrechter die normen wel mede tot uitgangspunt bij de beoordeling van de vraag of zich een noodzaak voordoet voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst om een bedrijfseconomische reden. De kantonrechter is van oordeel dat behoudens bijzondere omstandigheden die in het onderhavige geval zijn gesteld noch gebleken, aan het Ontslagbesluit en de daarop gebaseerde Beleidsregels ontslagtaak UWV, reflexwerking toekomt in het geval een werkgever ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzoekt op bedrijfseconomische gronden.

 

De kantonrechter is - met het UWV - van oordeel dat uit de financiële stukken voldoende blijkt dat er bij [verzoeker] een noodzaak bestaat tot sanering van haar loonkosten, ter waarborging van de continuïteit van de onderneming.

 

Uit de overgelegde financiële gegevens blijkt genoegzaam dat vanaf 2012 de omzet van [verzoeker] aanzienlijk terugloopt en dat het bedrijfsresultaat over 2013 uitkomt op een verlies. Het beeld past bij de ingrijpende gevolgen die de economische crisis voor de kinderopvang in het geheel heeft. Er is bovendien geen vooruitzicht dat de zorgelijke financiële situatie van dit moment binnen afzienbare termijn substantieel zal verbeteren.

 

Op grond van voormelde omstandigheden is dan ook de conclusie gerechtvaardigd dat reden bestaat om tot kostenreductie te komen en daarmee dat het collectief ontslag gerechtvaardigd is. Als bij de vestiging Abcoude betere resultaten worden geboekt dan bij de andere vestigingen dan doet dat er niet aan noodzaak om de gehele organisatie te reorganiseren niet af.


Afspiegelingsbeginsel

 

Partijen hebben voorts gedebatteerd over de vraag of [verzoeker] bij de beoordeling van de keuze van de voor ontslag voor te dragen locatieleidsters het afspiegelingsbeginsel correct heeft toegepast. Zoals hiervoor reeds is overwogen is de kantonrechter bij de beoordeling daarvan niet zonder meer gebonden aan de regels van het Ontslagbesluit, waardoor afwijking van het afspiegelingsbeginsel niet per definitie is uitgesloten, maar komt aan het Ontslagbesluit wel reflexwerking toe.

 

Uitgangspunt is dus dat bij de beoordeling van het onderhavige verzoek tot ontbinding aan dezelfde materiële bepalingen moet worden getoetst als in de procedure bij het UWV.

 

In artikel 4:1 lid 1 van het Ontslagbesluit is omtrent de toepassing van het afspiegelingsbeginsel bepaald, dat voor zover het bij de te vervallen arbeidsplaatsen om uitwisselbare functies gaat, per leeftijdsgroep binnen een categorie uitwisselbare functies van de bedrijfsvestiging de werknemers met het kortste dienstverband het eerst voor ontslag in aanmerking worden gebracht.

 

Het geschil tussen partijen lijkt zich toe te spitsen op de vraag op welke wijze voor de functie van locatieleidster het gebied waarbinnen dient te worden afgespiegeld moet worden bepaald.

 

De kantonrechter dient te toetsen of [verzoeker] voldoende heeft aangevoerd om aan te kunnen nemen dat zij met haar beslissing dat de functie van [verweerder] komt te vervallen op juiste wijze heeft gehandeld.

 

Bij de beoordeling wordt tot uitgangspunt genomen dat een werkgever een zekere mate van vrijheid heeft bij de inrichting van de bedrijfsvoering. Een ondernemer zal de geëigende beslissingen moeten kunnen nemen die nodig zijn voor een gezonde en doelmatige bedrijfsvoering. Daarnaast is er echter het belang van de werknemers bij behoud van hun baan en bij een evenwichtige en zorgvuldige ontslagprocedure. De vraag die voor ligt is of [verzoeker] met inachtneming van deze belangen, in redelijkheid tot de onderhavige reorganisatie, waarbij de functie van [verweerder] komt te vervallen, heeft kunnen komen.

 

Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [verweerder] - in het licht van hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd - geen steekhoudende argumenten aangevoerd tegen de wijziging van de organisatiestructuur op de door [verzoeker] voorgestane wijze. Het bezwaar van [verweerder] richt zich er op dat de bedrijfsvestiging Abcoude goed draait en dat om die reden niet duidelijk is waarom op deze vestiging de functie van locatieleider moet komen te vervallen. Als één vestiging goede resultaten boekt hoeft dit er niet zonder meer toe te leiden dat er geen noodzaak is voor een reorganisatie waarbij ook deze vestiging betrokken is. De kantonrechter acht voorts van belang dat gebleken is dat de onderlinge afstand van de verschillende locaties gering is en dat de locatieleidsters onderling uitwisselbaar zijn. Onder deze omstandigheden kan een wijziging in de organisatie waardoor de leiding van de verschillende locaties vanuit het Centrale Kantoor plaatsvindt niet als onredelijk worden aangemerkt. Niets had er aan in de weg gestaan dat de leidinggevende taken al langere tijd op deze wijze waren georganiseerd. Bovendien is gebleken dat de ondernemingsraad op dit onderdeel niet negatief heeft geadviseerd, als maar een Sociaal Plan wordt overeengekomen met de vakbonden.

 

Gelet op het uitgangspunt dat er een zekere mate van beleidsvrijheid is voor een ondernemer, alsmede in aanmerking genomen dat voldoende gebleken is dat bedrijfseconomische redenen [verzoeker] dwingen om zo te reorganiseren dat de functie van de locatieleider voortaan uitgeoefend wordt op Centraal Kantoor waardoor alle locatieleiders boventallig worden, kan naar het oordeel van de kantonrechter worden aangenomen dat [verzoeker] in redelijkheid tot de beslissing heeft kunnen komen dat de arbeidsplaats van [verweerder] moet komen te vervallen. Als wordt afgespiegeld binnen de bedrijfsvestiging Abcoude leidt dit logischerwijs tot het einde van het dienstverband van [verweerder], nu [verweerder] daar de enige locatieleidster was.

 

Ook bij een toetsing bedrijf breed kan het vervallen van de functie van [verweerder] naar het oordeel van de kantonrechter als redelijk worden aangemerkt. [verzoeker] heeft de verschillende bezwaren van [verweerder] op dit punt voldoende gemotiveerd weerlegd. [verzoeker] heeft een personeelsoverzicht overgelegd waarin per categorie uitwisselbare functies, waaronder de functie van locatieleidster, de daarin werkzame werknemers zijn ingedeeld naar leeftijdsgroepen. Op basis van dit overzicht is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende duidelijk geworden dat de omstandigheid dat één van de locatieleidsters ontslag genomen heeft, geen verandering teweeg brengt in de leeftijdscategorie waarin [verweerder] valt, en dus geen gevolgen heeft voor haar positie.

 

Aldus is voldoende aannemelijk gemaakt dat met in achtneming van het afspiegelingsbeginsel, zowel binnen de vestiging Abcoude als binnen de gehele organisatie, en andere redelijkerwijs te hanteren criteria, [verweerder] niet in aanmerking komt voor herplaatsing in enige andere functie binnen de organisatie van [verzoeker].

 

Op grond van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat er sprake is van een gewichtige reden, bestaande uit een verandering in de omstandigheden, op grond waarvan de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve op korte termijn behoort te eindigen. De verzochte ontbinding dient derhalve te worden toegewezen. Bepaald zal worden dat een opzegtermijn van twee maanden in acht dient te worden genomen.

 

De hierboven weergegeven casus is een samenvatting, de volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:  


 

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBMNE:2014:801

 

  

Home 


Wilt u meer weten over het bovenstaande onderwerp, of heeft u andere vragen aan Schölvinck-Incasso? Dan kunt u mij bereiken via 06-46 40 63 26, of gebruik het formulier hieronder om contact met mij op te nemen. U krijgt binnen 24 uur een reactie op uw e-mail.

Opmerking: De met * gemarkeerde velden zijn verplicht.