Studieovereenkomst is overeenkomst van opdracht als bedoeld in titel 7.7 BW. 

 

 

Tio is een particuliere hogeschool die erkende dagopleidingen op hbo- en mbo-niveau verzorgt op het gebied van toerisme, hotellerie en eventmanagement.

 

Op 18 januari 2013 heeft [student] zich ingeschreven bij Tio voor de hbo-opleiding Hotel- en Eventmanagement (HEM) voor het studiejaar januari 2013/ januari 2014.

 

Tio heeft [student] een factuur gestuurd ten bedrage van € 13.300,00, inzake het “Collegegeld studiejaar januari 2013/2014 Hotel- en Eventmanagement 1e jaar”.

 

[student] heeft een bedrag van € 2.730,00 overgemaakt aan Tio.

 

Op 20 maart 2013 heeft [student] de studieovereenkomst eenzijdig beëindigd.

 

Bij brief van 21 maart 2013 heeft Tio aan [student] bericht:

 

Bij deze bevestig ik de ontvangst van je opzegging d.d. 20 maart 2013 voor de opleiding 1e jaar Hotel- en Eventmanagement aan de vestiging in Amsterdam, voor het studiejaar januari 2013-2014.

 

De betalingsverplichting blijft conform de algemene voorwaarden gehandhaafd.

 

Vordering

 

Tio vordert dat [student] zal worden veroordeeld tot betaling van € 10.945,00.

Beoordeling door de kantonrechter

 

De kantonrechter is van oordeel dat de studieovereenkomst er hoofdzakelijk in voorziet dat Tio zich jegens [student] verbindt tot het verrichten van werkzaamheden bestaande uit het geven van onderricht. Het geven van onderricht is de kern van de prestatie.

 

Daarmee voldoet de studieovereenkomst tussen Tio en [student] naar het oordeel van de kantonrechter aan de wettelijke omschrijving van de overeenkomst van opdracht.

 

Nu de studieovereenkomst tussen Tio en [student] kan worden gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht zijn de bepalingen van titel 7 van boek 7 BW van toepassing. Op grond van artikel 7:408 lid 1 BW kan [student] de studieovereenkomst te allen tijde opzeggen. Uit artikel 7:408 lid 3 BW volgt dat [student] terzake de opzegging geen schadevergoeding verschuldigd is.

 

Op grond van artikel 7:411 BW kan Tio wel aanspraak maken op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon bij het voortijdige einde van de opdracht en op basis van artikel 7:406 lid 1 BW dient [student] tevens de onkosten van Tio te vergoeden die verbonden zijn aan de uitvoering van de opdracht, voor zover deze niet in het loon zijn begrepen.

 

De verschuldigdheid van het collegegeld en aldus van het loon als bedoeld in artikel 7:411 BW is in het onderhavige geval naar het oordeel van de kantonrechter afhankelijk van de volbrenging van de opdracht, althans van het verstrijken van de tijd waarvoor de opdracht is verleend.  

 

De kantonrechter zal Tio in de gelegenheid stellen om zich uit te laten over de hoogte van het redelijk loon en de omvang van de onkosten. De kantonrechter wijst er in dit verband op dat ter zitting reeds is gebleken dat de inschrijving van [student] – ten gevolge van het late tijdstip daarvan – nauwelijks extra kosten ten gevolg heeft gehad omdat zij gewoon kon aanschuiven bij de groep en dat er ten behoeve van [student] slechts enkele variabele kosten zijn gemaakt, zodat dit als uitgangspunt heeft te gelden. Daarnaast geldt als uitgangspunt dat [student] in elk geval tot 20 maart 2013 onderwijs heeft genoten.

 

Gelet op het voorgaande zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

 

De hierboven weergegeven casus is een samenvatting, de volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:  

 

 

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBAMS:2014:4647

 

 

Home

 

Wilt u meer weten over het bovenstaande onderwerp, of heeft u andere vragen aan Schölvinck-Incasso? Dan kunt u mij bereiken via 06 - 46 40 63 26, of gebruik het formulier hieronder om contact met mij op te nemen. U krijgt binnen 24 uur een reactie op uw e-mail.

Opmerking: De met * gemarkeerde velden zijn verplicht.