Verzekerde heeft mededelingsplicht strafrechtelijk verleden geschonden. Verzekeraar geen uitkering verschuldigd.

 

Eind 2005 is Jaap veroordeeld voor verboden wapenbezit.

 

In het voorjaar van 2013 is Jaap aangehouden. Bij hem zijn 2,2 gram cocaïne en (nep) XTC-pillen aangetroffen. Hij heeft een maand in voorarrest gezeten. Eind mei 2013 is hij weer op vrije voeten gekomen.

 

Op 19 juni 2013 is door Jaap en zijn tussenpersoon een aanvraagformulier ingevuld en ondertekend voor een “Generali Eén-Bedrijfs-Polis”.

 

Het aanvraagformulier houdt het volgende in:

 

1.     Bent u (of is één van de meeverzekerden) of uw onderneming in de laatste 8 jaar met politie of justitie in aanraking geweest in verband met strafbare feiten?

2.     U heeft aangegeven dat u, één van de meeverzekerden of uw onderneming in de laatste 8 jaar met justitie in aanraking bent (is) geweest. Is het tot een rechtszaak gekomen?

 

Op beide vragen is het vakje “nee” gemarkeerd.

 

Op 20 juni 2013 is tussen partijen de verzekeringsovereenkomst gesloten.

 

Op 11 september 2013 is brand uitgebroken in het pand van Jaap.

 

Het geschil


Jaap vordert veroordeling van Generali tot betaling van € 125.000,00.


Beoordeling door de rechtbank

 

De rechtbank is van oordeel dat Jaap niet aan zijn mededelingsplicht heeft voldaan, doordat hij ten onrechte geen melding heeft gemaakt van de veroordeling van eind 2005 – die dateert van minder dan 8 jaar voor het invullen van het aanvraagformulier – en van de tegen hem in het voorjaar van 2013 gerezen verdenking, waarvoor hij in voorarrest is genomen. De vraag van Generali is niet voor misverstand vatbaar: in de toelichting wordt uitdrukkelijk gevraagd of Jaap als verdachte of veroordeelde betrokken is (geweest) bij misdrijven met betrekking tot – onder meer – het in bezit hebben van wapens of drugs.

 

Verklaringen tussenpersoon

 

Verklaringen van de tussenpersoon zijn op dit punt voor de beoordeling niet van belang. De verklaringen en wetenschap van de tussenpersoon kunnen immers niet aan Generali worden toegerekend, maar komen voor rekening van de aspirant verzekeringnemer die zich door de tussenpersoon laat bijstaan.

 

Generali stelt dat zij bij kennis van de ware stand van zaken geen verzekering zou hebben gesloten. Bij de beoordeling van dit verweer is niet relevant of Jaap de opzet had om Generali te misleiden en evenmin of de verzwegen feiten relevant waren voor het risico dat zich heeft verwezenlijkt.

 

Generali heeft haar stelling dat zij bij kennis van de ware stand van zaken geen verzekering zou hebben gesloten onderbouwd door verwijzing naar de ernst van de feiten waarvoor Jaap is veroordeeld (verboden wapenbezit) en waarvan Jaap wordt verdacht (bezit verdovende middelen). Dat zijn twee misdrijven waar Generali expliciet naar vraagt in de toelichting op de vraag naar het strafrechtelijk verleden. Ook speelt mee dat het om twee verschillende feiten gaat, aan het begin en eind van de relevante periode. Verder is volgens Generali van belang dat deze verzekering het risico op brand in een horeca-onderneming dekt. In die sector, zo heeft Generali aangevoerd, zijn er relatief veel branden en verdenkingen van brandstichting. Daarom speelt de moraliteit van de aspirant-verzekerden een extra belangrijke rol en voert Generali een streng acceptatiebeleid.

  

Verweer Jaap

 

Hiertegen heeft Jaap onvoldoende aangevoerd. De toelichting die hij geeft op de veroordeling en verdenking, namelijk dat de eerste lang geleden is en dat de aangetroffen drugs voor eigen gebruik dan wel van een ander zouden zijn, zijn onvoldoende om te oordelen dat Generali – als redelijk handelend verzekeraar – wel een verzekering zou hebben afgesloten als zij volledig op de hoogte was geweest, te meer omdat naar het oordeel van de rechtbank uit de toelichting op de verdenking een directe relatie met de te verzekeren onderneming blijkt. Jaap had immers – volgens eigen zeggen – een zak “nepdrugs” afgenomen van een derde en aanwezig gehad in het pand, om zich van betaling door die klant te verzekeren en zonder dat hij wist dat het geen echte drugs waren. De rechtbank is van oordeel dat Jaap zijn verweer dat een redelijk handelend verzekeraar ook bij kennis van de ware stand van zaken wel een verzekering zou hebben gesloten, niet voldoende onderbouwt.

 

De rechtbank komt tot de slotsom dat Generali bij kennis van de ware stand van zaken geen verzekering zou hebben gesloten.

 

Jaap heeft geen recht op uitkering en zijn vordering ligt voor afwijzing gereed.


De hierboven weergegeven casus is een samenvatting en de naam Jaap is in verband met de leesbaarheid van het artikel gefingeerd. De volledige uitspraak is te vinden via de onderstaande link met rechtspraak.nl:  

 

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBAMS:2015:3467

 

 

Home

 

Wilt u meer weten over het bovenstaande onderwerp, of heeft u andere vragen aan Schölvinck-Incasso? Dan kunt u mij bereiken via 06 - 46 40 63 26, of gebruik het formulier hieronder om contact met mij op te nemen. U krijgt binnen 24 uur een reactie op uw e-mail.

Opmerking: De met * gemarkeerde velden zijn verplicht.